Cognitieve gedragstherapie is voortgekomen uit gedragstherapie en cognitieve therapie. Bij
gedragstherapie ligt de nadruk op het wijzigen van gedragspatronen die emotionele
problemen in stand houden. Iemand die onzeker is in sociale situaties en deze vermijdt,
wordt gestimuleerd juist geleidelijk in contact met de ander te komen. Bij cognitieve therapie
ligt de nadruk op het wijzigen van de manier van denken die patiënten hanteren. In het
voorbeeld van de sociale onzekerheid, wordt samen met de cliënt onderzocht welke
belemmerende gedachten die onzekerheid oproepen met het vermijdend gedrag als gevolg.

Onderzocht wordt of deze gedachten kloppen en helpen (bijvoorbeeld “anderen zullen mij
saai vinden”). Binnen de cognitieve gedragstherapie ligt de nadruk de ene keer meer op de
manier van denken en interpreteren van de patiënt, de andere keer meer op de manier van
doen en laten. De behandelingen zijn klacht- of probleemgericht. De therapeut werkt veel
met oefeningen en huiswerk. De meeste behandelingen nemen tussen de tien en
vijfentwintig zittingen in beslag.